Ik heb nu hoop voor de toekomst – Elim

Ik heb nu hoop voor de toekomst

De moslims om mij heen zeiden: “Zie je, dat komt er nu van als je afvallig wordt. Het zal nog veel erger met je worden.” Maar elke avond baden we samen en dat versterkte mijn geloof enorm.

 

Ik ben geboren in Afghanistan en opgegroeid in Kabul. Vanaf mijn zeventiende jaar ben ik gaan reizen naar Pakistan, Iran en Turkije om werk te zoeken. Af en toe kwam ik terug in Kabul om mijn familie op te zoeken. Toen de Taliban aan de macht kwamen is mijn hele familie gevlucht naar Iran. Een paar jaar hebben we samen in Iran gewoond. Daarna ben ik naar Turkije gegaan. Ik was inmiddels getrouwd en had twee kinderen gekregen. We hadden daar een erg moeilijk leven. We waren steeds op zoek naar liefde. Helaas werden we door de politie opgepakt en naar de grens met Iran teruggebracht. Vandaar werden we overgebracht naar Afghanistan en in de woestijn gedropt. Er was daar niets en de kinderen begonnen te huilen. Toch hebben we dit kunnen overleven en twee jaar later lukte het ons weer om naar Turkije te komen.

Vervolgens gingen we naar Griekenland. Daar hebben we in een kerk broeder Ussefi ontmoet. Ik was niet bezig om de bijbel te onderzoeken, maar ik was wel geïnteresseerd in de christelijke cultuur. Ik ben daar zes maanden naar de kerk gegaan. Toen ik in Nederland kwam, was ik nog steeds moslim. Mijn buurman in het AZC te Leersum was Farhad, die nu een bediening heeft in de Kores kerk te Apeldoorn. Hij nodigde mij uit om mee te gaan naar de Kores kerk. Ik zag daar vrede. In de Islam is het meestal alleen maar geweld, vechten en roddelen. Ik zag daar het grote verschil tussen Christen zijn en Islam.

Op een gegeven moment waren we uitgeprocedeerd en moesten we het AZC verlaten. Juist op dat moment kreeg ik bezoek van een Nederlandse man. Ik kende hem niet, maar hij vertelde: “Jouw zoon zit bij mijn zoon op school.” Zij hadden met elkaar gepraat en toen was het gesprek op de problemen gekomen die zij hadden. Hij was gekomen om te zien of hij kon helpen. Na mijn verhaal gehoord te hebben, belde hij de IND om uitstel van de beslissing en zorgde hij ervoor dat we een nieuwe procedure kregen. We zijn toen naar Ter Apel gegaan, maar kregen voor de tweede keer negatief. We kwamen toen in het AZC te Gilze terecht. Mijn zoon mocht toen 6 à 7 maanden logeren bij deze familie zodat hij zijn school kon afmaken. Hij reed hem ook elke zaterdag van en naar Gilze voor de voetbalwedstrijd, een reis van anderhalf uur. Deze man was christen en hierdoor werd ik overtuigd dat Jezus de waarheid was. Het leven werd echter steeds moeilijker voor mij. De moslims om mij heen zeiden: “Zie je, dat komt er nu van als je afvallig wordt. Het zal nog veel erger met je worden.”

In Gilze leerde ik broeder Reza kennen die eveneens tot geloof in Jezus was gekomen. Elke avond baden we samen en dat versterkte mijn geloof enorm. We gingen toen andere mensen over Jezus vertellen. Toen ik mijn hart aan Jezus gaf, was het alsof een stem in mij zei: “Ga nu het goede nieuws vertellen,”
Mijn vrouw is depressief en is hierdoor nog niet tot geloof gekomen.
Toen we voor de derde keer naar Ter Apel gingen, voelde ik mij rustiger dan de eerste keren. “Ik ben nu in Jezus” dacht ik “Hij gaat mij helpen” De vorige keren had ik veel papieren meegenomen, maar die hadden niet geholpen. Nu had ik geen papieren maar wel de zekerheid van het geloof. Onderweg in de trein en de bus bad ik steeds voor een goede afloop van het interview. Het interview was 10.00 uur ’s morgens. Ik kwam bij een mevrouw die mij een paar vragen wilde stellen. Ik begon weer te twijfelen en bad om Gods Geest, dat Hij mij zou helpen. En toen gebeurde het wonder: De mevrouw was heel aardig. De eerste keren waren de interviewers heel streng en was ik bang. Nu voelde ik mij thuis bij haar. Ze vroeg ook niet zo veel. Ze vroeg wel waarom ik nu weer bij haar kwam, nadat ik al twee keer een negatief had gekregen. Ik vertelde dat ik analfabeet was en dat mijn geloof de vorige keer nog heel zwak was. Nu ben ik sterker in mijn geloof ben ik er zeker van dat ik bij Jezus hoor.  Na twee maanden kregen we onze verblijfsvergunning.
In de Islam kan je geen persoonlijk contact met God hebben. Je kan wel bidden in de naam van heilige mannen of naar geestelijke leiders gaan. Dat had mijn moeder gedaan met de vraag of ik status zou krijgen of niet. Zij had de man veel geld gegeven en hij had gezegd: Je zoon krijgt status”, maar toen raakte ik uitgeprocedeerd.
Na mijn bekering ben ik stabieler geworden en heb ik meer geduld gekregen. Ik heb nu hoop voor de toekomst.

Dawood